Met een gigantisch populaire kuststrook als de Costa Brava en een fantastische citytripbestemming als Barcelona legt de Spaanse regio Catalonië elk jaar al heel wat toeristen in de watten. Minder populair, maar daarom niet minder indrukwekkend, is het Catalaanse binnenland. Hoog tijd voor een roadtrip!
Van alle regio’s in Spanje ging Catalonië het afgelopen jaar het vlotst over de tong. Bijzonder veel aandacht was er voor de politieke situatie, iets minder voor de toeristische. Jammer, want Catalonië blijft ook in 2018 een enorm aantrekkelijke bestemming. Van verborgen schatten aan de kust in het noorden van de Costa Brava tot aan de monding van de Ebro in het zuiden van de autonome gemeenschap. En dan zouden we nog bijna het hele binnenland van Catalonië vergeten. Want de streek heeft meer te bieden dan mooie stranden en imposante kuststeden. Net zoals FC Barcelona ‘més que un club’ is, is Catalunya ‘meer dan Barcelona’. Tussen de stad van Gaudí en pakweg dwergstaat Andorra ligt een adembenemend landschap vol bergen, stuwmeren, canyons, vlaktes, wijngaarden en charmante dorpjes en steden. En het vreemde? Buiten het hoogseizoen heb je het Catalaanse binnenland haast volledig voor jezelf.
Om meteen de toon te zetten in deze reisreportage ‘fastforward’ ik even naar de laatste dag van mijn roadtrip. Dag zes, de dag waarop ik naar huis vlieg, maar eerst nog van het noordwesten van Catalonië in mijn hybride huurwagen en op mijn dooie gemak richting luchthaven van Barcelona sjok. Een tocht van tweeëneenhalf uur voor wie haast heeft en in min of meer rechte lijn gaat. Maar met een vlucht pas ’s avonds laat, heb ik nog tijd genoeg om mijn weekje Catalonië in stijl af te sluiten. Ik twijfel nog even tussen het dinosaurusmuseum Dinosfera in Coll de Nargó, waar fossielen van echte dinosauruseieren getoond worden, maar kies uiteindelijk voor de natuurpracht van de Congost de Collegats. Daar loop ik – op weg naar het heldere water van de canyon – nietsvermoedend langs L’Argenteria, een watervalletje dat uit een wel heel fraaie rotsformatie stroomt. De rots heeft iets opmerkelijks, een soort herkenbaarheid, maar ik heb mijn smartphone en 4G-verbinding nodig om te achterhalen waar ik dit tafereeltje eerder heb gezien. Mijn spreekwoordelijke frank valt. Gaudí zou hier de mosterd hebben gehaald voor het ontwerp van de geboortefaçade van de Sagrada Familia. Het is onduidelijk of dit verhaal een mythe is, maar de gelijkenis is treffend. En algemeen geweten was dat Gaudí in zijn jongere jaren gretig door Catalonië reisde. En dan te bedenken dat ik eigenlijk gewoon een mooie wandeling door de kloof van Collegats wilde maken. In de zomermaanden is de wilde rivier die door deze magnifieke kloof stroomt een natte droom voor liefhebbers van rafting, maar zo ver buiten het hoogseizoen lijk ik wel de enige in de wijde omgeving die van het schouwspel kan genieten. Eenzelfde tafereel in pakweg IJsland zou tientallen, zo niet honderden toeristen en fotografen aantrekken. Maar ik sta hier alleen, samen met mijn drone en mijn cameratas. En een eenzame gier die me in de gaten houdt.
Mijn roadtrip door Catalonië was eerder die week ook al indrukwekkend begonnen. Na een bezoek aan het sfeervolle stadje Sant Cugat, net buiten Barcelona, en een interessante rondleiding in het plaatselijke benedictijnenklooster (aanrader!) tufte ik langzaam maar gestaag richting natuurpark Sant Llorenç del Munt i L’Obac. Het landschap veranderde vliegensvlug, van een verstedelijkte omgeving naar eentje met Grand Canyoneske allures: opmerkelijke rotsformaties, diepe kloven en wilde bossen. Op de hoogste top van dit Mediterraans gebergte ligt het klooster van Sant Llorenç del Munt, gebouwd in de tiende (!) eeuw. Eeuwenlang was dit één van de belangrijkste zetels van de Benedictijnse monniken in de wijde omtrek. Nu levert het meest emblematische bouwwerk monument van het massief vooral prachtige plaatjes op. Die avond overnacht ik in een al even spectaculaire setting, middenin het park. Mijn accommodatie, El Puig de la Balma, werd vier eeuwen geleden uitgehouwen in de overhangende rots en sindsdien zesentwintig generaties op rij doorgegeven. Nu is het de oude knar José die vol trots de vlag van Catalonië laat wapperen in een ondertussen mistig geworden landschap. Het dorpje Mura, even verderop, valt ook al in de categorie ‘oogverblindend’. De paar honderd inwoners van het oude dorpscentrum wonen hier omgeven door verlaten terrassen en wijngaarden en weelderig begroeide heuvels. De statige cipressen op de lokale begraafplaats maken het plaatje compleet.
Na een dag in het binnenland van Catalonië mag ik mezelf op mijn borst kloppen voor de keuze om tijdens mijn jaren aan de unief en hogeschool Spaans als extra taal te studeren, ook al was dat maar een uur of twee per week. Het is tot dit gedeelte van de wereld blijkbaar nog niet doorgedrongen dat Engels wereldwijd de voertaal is en dat het wel handig en vriendelijk is om een tweede taal aan te leren, vooral als je in de toeristische sector tewerkgesteld bent. Zucht. Ik laat het niet aan mijn hart komen. Met mijn Jommekesspaans weet ik me uitstekend uit de slag te trekken. Maar dan slaat het noodlot toe: het klooster van Món Sant Benet in Navarcles biedt enkel rondleidingen aan in het Catalaans. En dat klooster valt uiteraard enkel te bezoeken met zo’n rondleiding. Ach, het kon slechter. Even verderop, in het prachtige wijngebied rond de Abadal Cellar behoort een gegidste tour niet eens tot de mogelijkheden. Niet genoeg toeristische interesse in deze tijd van het jaar, zo luidt het verdict. Ik kan er gelukkig niet slechtgezind van worden. Eerder die dag mocht ik rondlopen in een zonovergoten Talamanca, een klein middeleeuws pareltje met een bekend kasteel. Om uiteindelijk te eindigen in het magische stadje Berga. Met nog een half uurtje daglicht in het verschiet race ik in mijn tamme Toyota Auris naar het Heiligdom van Queralt, een spectaculaire historische site met een dramatische setting hoog boven het stadscentrum van Berga. Wat een fantastisch uitzicht!
Waar ik op dag twee nog flink moest racen om alles op mijn verlanglijstje af te kunnen vinken, kan ik het op dag drie iets rustiger aan doen. Ik begin met een rit langs het mooie stuwmeer Pantà de la Baells en rijd richting het noorden, om het beschermd natuurgebied van Serra del Catllaràs heen. Op het programma staan de Artigas Garden, die enkel open zijn in het weekend tussen 10 en 14 uur. Ik kan het me haast niet voorstellen dat de gemeente La Pobla de Lillet – wat overigens een zeer pittoresk dorpje is – haar belangrijkste bezienswaardigheid slechts acht uur per week tentoonstelt. Gaudí draait zich om in zijn graf! De Artigas Garden vormen namelijk een park dat Antoni Gaudí in 1905 en 1906 aanlegde in zijn typisch Catalaans modernistische stijl. De architect was destijds ingehuurd om een berghut te bouwen voor de ingenieurs van de lokale koolmijn die de Asland cementfabriek bevoorraadde. En die fabriek was eigendom van … Eusebi Güell, de man naar wie het park in Barcelona genoemd is en de mecenas van de architect. Lang verhaal kort: waar Park Guëll onder de voet gelopen wordt door toeristen uit alle uithoeken van de wereld, ben ik de eerste die dag die een kaartje koopt voor de Artigas Gardens. “Buiten het hoogseizoen is het hier heel rustig, alsof haast niemand weet dat Gaudí hier ook een tuin heeft”, vertelt de vriendelijke kaartjesverkoopster. Ik vind het prima. Alsof ik de enige ben in Park Guëll. Moederziel alleen voor minstens een half uur. Tot er nog twee liefhebbers binnensijpelen.
Nog een dag later staat mij een gigantisch avontuur te wachten, al kan ik ’s morgens vroeg nog niet vermoeden hoe uitgeput ik ’s avonds in uiterste westen van het natuurpark Cadí-Moixeró zal aankomen. Van Guardiola de Berguedà zet ik koers richting het westen waar de Pedraforca op me staat te wachten. Pedraforca is een opvallende berg in de Pré-Pyreneeën die fantastische wandel- en klautermogelijkheden biedt. Voor de gevorderde wandelaar zonder hoogtevrees, zo kom ik achteraf te weten. Op de website die ik bezocht, werd gewag gemaakt van een ‘makkelijke hike die vier uur duurt’. Wellicht geschreven door een type Luc Van Lierde of alleszins iemand die de Iron Man ook appeltje-eitje vindt. Na anderhalf uur klimmen krijg ik een ‘hongerklop’ en moet ik vier jonge en fitte hikers om voedsel bedelen. Nog een uur later is mijn water op en kan ik alleen nog maar dromen van de top. Uiteindelijk blijf ik hangen in het zog van twee Catalaanse gezinnen die de Pedraforca beklimmen met hun jonge kinderen. Wanneer ze zien hoe ik eraan toe ben – hongerig, koud en uitgeput – word ik gevoed en mijn dorst gelest om de laatste loodjes naar de top in te kunnen zetten. In ruil voor al die hartverwarmende generositeit maak ik foto’s van de twee gezinnen, die ik hen later met veel plezier opstuur. Boven op de Pedraforca krijg ik nog het gezelschap van een hongerige alpenkauw die vrolijk over het gesteente springt en mij vooral doet dromen van vleugels. Na meer dan zeven uur bereik ik eindelijk opnieuw mijn auto, zeg adios tegen mijn Catalaanse redders in nood en vertrek met de noorderzon.
Dag 5, eerste halte: La Seu d’Urgell, een interessant bergdorp met een enorme geschiedenis, een culinair erfgoed en tal van sportieve mogelijkheden. Buiten het hoogseizoen is het een slaperig plaatsje, maar het historische centrum blijft spectaculair. “Toch liggen we vooral in de toeristische schaduw van Andorra, hier op tien kilometer afstand”, legt mijn gids uit. Omdat mijn interesse gewekt is en ik de rest van de dag een rustig programma heb, besluit ik om even de grens over te wippen naar de dwergstaat. Het is een vreemde gewaarwording om vanuit een koud maar zonnig La Seu d’Urgell de tunnel naar Andorra in te rijden en uit te komen in een wit winterlandschap. Maar het zijn niet zozeer de besneeuwde bergtoppen die me opvallen, maar wel de drukte op de weg en de gigantische winkelcentra naast de weg. Nee, na vijf dagen in een heerlijk zonnig en ontspannen Catalonië kan ik concluderen dat Andorra niks voor mij is. Terug naar het zuiden! Op 15 kilometer naar het oosten van La Seu d’Urgell duik ik natuurpark Cadí-Moixeró in, waar authentieke dorpjes als Arsèguel en Cava bijzonder mooi tegen een achtergrond van wit besneeuwde (en dus Andorrese) bergtoppen liggen. Ook mijn drone heeft het hier in dit magnifieke natuurlandschap bijzonder naar zijn zin.
Wanneer de laatste dag aanbreekt, maak ik een vroegtijdige balans op van mijn trip door Catalonië. Het verbaast me dat ik niet zo goed op de hoogte was van de natuurlijke schoonheid van deze streek. Het binnenland van Catalonië is een waar paradijs voor liefhebbers van hiken, mountainbiken, raften, skiën en andere actieve sporten. Ook voor fervente fotografen is Catalonië een droom. De variatie in landschappen is enorm en het lijkt alsof de tijd in bepaalde dorpen niet decennia maar al eeuwenlang stilstaat. Mijn laatste ‘stedelijke’ wapenfeit – Gerri de la Sal – is daar een goed voorbeeld van. Sinds de middeleeuwen wordt hier zout gewonnen uit het rivierwater.
Maar wat me nog meer verbaast, is het lage pitje waarop het toerisme buiten het hoogseizoen staat. Op zes dagen tijd ben ik nog geen handvol buitenlandse toeristen tegengekomen. In twee van de vijf accommodaties was ik nota bene de enige toerist. En dat met al die bezienswaardigheden en het fantastische weer van april tot begin november. Ach, ik lig er niet wakker van. Ik had Catalonië zes dagen lang volledig voor mezelf. Heerlijk!
Deze reis werd mede mogelijk gemaakt door de Catalan Tourist Board.