Zalig Zwitsers in de zomer

Scroll naar beneden

Groot nieuws voor skifanaten: in het Zwitserse kanton Graubünden ­werd een hypermoderne luchttram gebouwd die de skioorden Arosa en Lenzerheide tot één groot winterwonderland verenigt. Door het dal tussen de twee te overspannen, behoort het nieuwe gebied in één klap tot de grootste van het land. De winter is voorbij en de sneeuw lang vervlogen, maar ook tijdens de rest van het jaar is het aangenaam toeven in de Zwitserse bergen.

  • Jonathan Ramael
    Tekst & foto'sJonathan Ramael

Te voet door Graubünden

Ik kan niet skiën. Op latten heb ik de gratie van een dronken nijlpaard. De eerste en laatste keer dat ik een snowboard aangespte sjeesde ik pijlsnel en wild met de armen zwaaiend als een kamikaze de piste af. Remmen deed ik door snoeihard naar voren vallend alle lucht uit m’n longen te smakken. Een triest en vernederend schouwspel. Ik bracht de rest van m’n wintervakantie dan ook bitter en verslagen in de après-ski door. Sindsdien verkies ik m’n bergen min of meer sneeuwvrij. Ik voel me er het meest thuis als de bomen er weer bladeren hebben; wanneer het geluid van de natuur overal is en de ochtendmist als een deken over de geelgroene dalen sluimert. De zuivere koelte van de berglucht echter, is altijd even verfrissend. Het lijkt wel bronwater. Slechts enkele fikse door de neusgaten gejaagde teugen ervan zijn nodig om me op slag de illusie te schenken een gezonder man te zijn. Een gedachte die ook anderen niet vreemd is.

In Arosa ­– een van de oudste wintersportgebieden van Zwitserland – zorgde de luchtkwaliteit lange tijd voor meer gasten dan de sneeuw. Een bezoek aan het charmante Heimatmuseum – de kroniek van het dorp in woord en beeld – leert me dat Arosa al in de 19e eeuw als kuuroord bekend stond. Rond de eeuwwisseling vond je hier meerdere sanatoria waarin talloze TBC-lijders hun moegetergde longen konden ontzien. Op één van de vergeelde foto’s in het museum staart een zekere Dr. Otto Herwig, die er uitziet als een soort rock ’n roll Kapitein Iglo, me vanuit het verleden aan. Herwig was een van de bezielers van Arosa als kuuroord. In zijn mondhoek pronkt – oh ironie – een pijp als een schoorsteen.

Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam het accent op sport te liggen. Ziekenhuizen werden vervangen door hotels en de vele hellingen werden een speeltuin voor skiërs en wandelaars. Het mooie Lenzerheide ligt een berg of twee verder. Het is een veel jonger gebied: groter en meer gericht op gevorderde skiërs. Samen vormen ze een gevarieerd palet van activiteiten en vista’s dat in elk seizoen een enthousiast publiek weet aan te trekken. Ik poets alvast m’n stapschoenen.

De schoonheid van de stilte

‘Hier doe ik het voor’, zegt Ürs Homberger, waarna hij met de nodige nonchalance vuur door een verse sigaret jaagt. ‘Het uitzicht, de natuur, de rust…’. Hoewel hij van ons beiden de enige kettingroker is, ben ik het die piepend en voorovergebogen naar zuurstof hapt. Aan de ijle berglucht moet je wennen, zeker als het te volgen pad urenlang steil naar boven kronkelt. Ik zeur niet: het uitzicht blijkt de inspanning meer dan waard. We bevinden ons op zo’n 2.500 meter boven de zeespiegel, op een van de groene ruggen rond Arosa. In de diepte onder onze voeten ligt het dorp waar we een paar uur vroeger aan onze onderneming begonnen. De vrolijk stralende zon doet de twee meertjes in het centrum blinken als spiegels. Ürs is een natuurmens die  z’n plekken weet uit te kiezen. Hij vormt de derde generatie van een familie fotografen die al decennialang het mooiste uit de wijde omgeving op beeld vastlegt. De rust van de bergen houdt hem hier. Arosa ligt aan het uiteinde van een diepe vallei. ‘The end of the line’, noemt hij het. Gezien er geen doorgangsweg langs het dorp loopt, heeft het leven hier een schijn van afzondering. ‘Wie naar Arosa komt doet dat omdat hij er echt wil zijn, en zo is het goed’. Ik vraag hem of de nieuwe lijn naar Lenzerheide dit beeld niet zal veranderen. ‘We zullen zien’, klinkt het terwijl hij rokend in de diepte tuurt. Ürs maakt zich zelden zorgen.

Onze tocht begint die ochtend een paar uur vroeger in Maran – een plateau net buiten Arosa waarop een mooie golfbaan werd aangelegd. Witte schapenwolken laten de zon in zichtbare stralen door en veranderen het landschap in een lappendeken van lichte en donkere vlakken. Een eind onder ons maakt een enkeling zich klaar voor de eerste swing van de dag. Voor ons geen holes-in-one. Wij trekken de hoogte in. Ik sta te springen om van het echte Zwitserland te proeven: ongerepte wilde natuur, uitzichten om bij weg te dromen, alleen zijn met de bergen, de wind in het haar. We volgen het pad links van het golfterrein en laten de open vlakte achter voor een bos dat zo uit een boek van Tolkien lijkt weggelopen. Lichtgroen mos bedekt de rotsen en boomstammen en rode bessen en paddenstoelen doorbreken het groen van gras en naalden. Overweldigd door de natuurpracht rondom ontwijk ik op het laatste moment een monster van een koeienvlaai. De beesten kuieren de hele zomer door zo goed als vrij rond in wei en bos. Het kenmerkende en nooit aflatende geluid van de bel om hun nek dient om ze niet kwijt te raken. Een marteling waar ze mijns inziens – hier komt hij – hoorndol van worden. De dampende landmijnen die ze herkauwend in hun spoor achterlaten zijn niet meer dan een vorm van vergelding.

De klim leidt ons gestaag het bos uit. We komen aan bij een open plek waar een natuurlijk meer de bergen rondom perfect weerspiegelt. Oogverblindend mooi en niemand anders in de buurt. Ürs kan niet aan de verleiding weerstaan zelf een camera boven te halen en wat beelden te schieten. ‘Arosa is altijd erg zorgzaam met de natuur omgesprongen’, zegt hij tijdens het fotograferen. ‘Veel bouwprojecten in het verleden stootten hierdoor op verzet, en werden uiteindelijk afgeblazen. Je ziet hier weinig kabelbanen en telefoonlijnen die het landschap verstoren. In veel skigebieden is dat wel anders, maar de natuur is onze belangrijkste troef.’ De man heeft gelijk. Ongerept is het enige correcte woord voor de scène die zich voor m’n ogen ontvouwt. Hoe hoger we klimmen, hoe meer ik onder de indruk raak. De bergen baden in de zon, maar uit de dalen stijgt een witte mist op die het geheel een mystiek tintje geeft. Naarmate de dag vordert klimt de nevel hoger om een soort van tweede wolkendek te vormen, waardoor de bergdorpjes in de valleien zichtbaar worden. We blijven stijgen. De dennen lijken te wijken voor de hoogte, en het gras onder m’n voeten wordt korter en gelig. Ik hijg als een zieke hond maar zet door. Tot m’n grote verbazing staat op de top een bankje op ons te wachten, met daarnaast een stenen vuurkorf en wat vers gekapt hout. Zwitsers blijven boven alles praktisch. Langs elk wandelpad werden her en der barbecuehaltes geïnstalleerd die vrij gebruikt mogen worden. Het hout wordt zelfs voorzien door de gemeente. Gezellig met vrienden wat vlees braden op het dak van de wereld: wordt het nog beter? Misschien wel in Lenzerheide.

Een blik vanaf de overkant

‘Wij doopten dit het punt van duizend pieken’, zegt Hans Jäger. We staan op de top van de Rothorn, een imposante rots die boven Lenzerheide uittorent. Een snelle blik rondom vertelt me waarom: bergen zover het oog reikt. De meesten bruingrijs, zoals de Rothorn zelf, maar in de verte duikt hier en daar eeuwige sneeuw op. Ergens achter de toppen liggen Oostenrijk en Italië verscholen. Jäger – een kwieke zeventiger die nog steeds met plezier de hoogte opzoekt – laat me in stilte van het panorama genieten. Deze man heeft een verleden. In ’72 coachte hij het Zwitserse skiteam op de Winterspelen in Japan. Ook nu nog is hij een fervent skiër. Met veel enthousiasme leidde hij me een uurtje geleden het dorp rond. Lenzerheide blijft ook in de zomer best levendig, en zowel in de vallei als op de berg kuieren dagtoeristen rond. Aan de rand van het dorp genieten vissers, families en kinderen aan een groot, prachtig meer van de eerste zomerdagen. De berg bedwingen we deze keer met de skilift. Hans heeft last van een opspelende knie. Voor mij iets minder spannend en uitdagend maar misschien toch geen al te slecht idee. Tot de vaststelling komen dat ik iemand van de derde leeftijd bergop niet bij kan houden, zou moeilijk te verkroppen zijn geweest voor mijn toch al fel tanende ego. Ik twijfel sterk aan m’n kansen. Knie of geen knie: Hans is in tiptop vorm. ‘Als kind ging ik in de winter al skiënd naar school’, vertelt hij me zichtbaar glunderend. Elke morgen gleed hij met een rotvaart naar het vijf kilometer verder gelegen Churwalden. Op zich heel leuk, ware het niet dat die afstand ’s avonds ook weer teruggelopen moest worden – bergop, dat spreekt voor zich. Kuiten kweken noemt men dat in Zwitserland.

Het grillige landschap van Graubünden doet de wegen kronkelen en maakt elke afstand relatief. De tocht van Arosa naar Lenzerheide doet me het nut van de nieuwe verbinding beseffen. Hoewel ik vanop de Rothorn het restaurant op de top van de Weisshorn in Arosa kan zien liggen – in vogelvlucht misschien niet meer dan tien kilometer ver – deed ik er twee volle uren over om van het ene tot in het andere dorp te raken. Met de nieuwe gondola wordt de hele onderneming herleid tot een paar luttele minuten. Niet getreurd echter. Het eerste deel van de reis – per trein van Arosa naar kantonhoofdstad Chur – is een genot voor ogen en geest. De treinroutes door Graubünden staan bekend om hun schoonheid, in die mate zelfs dat twee ervan het tot werelderfgoed hebben geschopt. Vanaf het perron van Arosa brengt de trein me fluitend en sjokkend langs diepe dalen en hoge pieken, langs smalle bruggen en steile ravijnen. Wie wil uitstappen, dient zoals op de bus op een stopknop te drukken. Langs de route wachten allerlei pittoreske speelgoedstationnetjes in piepkleine dorpjes met namen als Litzirüti, Peist en Lüen-Castiel. Het hoogtepunt van de rit is de oversteek van het Langwieserviaduct: een honderd jaar oude, smalle boogbrug die op meer dan zestig meter hoogte boven een kolkende bergrivier loopt – om kippenvel van te krijgen.

Terwijl ik op de top van de Rothorn van een kop koffie geniet, besef ik hoe goed het leven hier moet zijn – alle praktische ongemakken van de bergen ten spijt. Geen drukte, geen lawaai, elke dag opstaan met uitzicht op een landschap dat zelfs de beste fotograaf geen eer kan aandoen: het houdt een mens jong. Eén blik op Hans, die van onder een petje in de zon van een cappuccino drinkt, zegt me dat het waar is. Hoewel hij met z’n 74 jaar niet meer de halsbrekende toeren uithaalt van de BMX-jongeren die we net voorbij zagen racen, haalt de man nog op gezette tijden z’n eigen fiets van stal om van de top tot aan z’n huis naar beneden te laveren. Ik wil het me op zijn leeftijd nog zien doen. De schoonheid van de bergen doet me twijfelen. Misschien moet ik volgende winter toch maar weer eens aan die skilessen beginnen. Waarom ook niet?

Graubünden praktisch

Met een oppervlakte van 7.000 km2 en een populatie van minder dan 200.000 mensen is Graubünden het grootste maar dunst bevolkte kanton van Zwitserland. Het is een streek vol fenomenale panorama’s en wilde natuur; vol smalle, door de bergen kronkelende wegen en met een landschap dat schippert tussen ruig en idyllisch. Zowel in winter als zomer is het een populaire vakantiebestemming waar sport centraal staat. Buiten de mooie oude hoofdstad Chur vind je er meer dan 11.000 km aan wandelpaden, 1.500 km aan skipistes en meer dan zeshonderd meren. Ook het enige nationale park van Zwitserland – het oudste van Europa – ligt in dit kanton.

Vanuit Zaventem of Schiphol raak je snel en eenvoudig in Zwitserland. Wij vlogen op Zürich, met Swiss en namen daarna de trein naar Chur en reisden vervolgens door tot in Arosa. Een Swiss Pass kan je kopen voor 4, 8, 15 of 22 dagen en geeft onbeperkte toegang tot alle vormen van openbaar vervoer. Met een Swiss Pass krijg je gratis toegang tot meer dan 400 Zwitserse musea en tot 50 procent korting op quasi alle kabelbanen en liften. Kinderen van 6 tot 15 jaar oud reizen gratis met een Family Card als ze begeleid worden door minstens één ouder. Zwitserse treinen rijden trouwens – wie had het anders verwacht – stipt op tijd.

Vlakbij Lenzerheide vind je een van de langste en snelste rodelbanen van Europa. Door meer dan dertig bochten en een hoogteverschil van 480 meter te overbruggen raas je vol adrenaline tussen de bergkoeien naar beneden. De traansporen liepen tot achter onze oren.

Wij verbleven in Hotel Gspan (Arosa) en in Hotel Schweizerhof (Lenzerheide).

Voor meer informatie, bezoek de website van de toeristische dienst van Graubünden en van Zwitserland.

Volg ons op Instagram

Volg @goodbyemag voor leuke tips en bloedmooie vakantie hotspots!

volg ons

Abonneer voordelig!

  • reisreportages over de mooiste vakantiebestemmingen
  • de knapste logeeradressen en lekkerste adresjes
  • tientallen tips voor een vakantie dichtbij of ver weg

abonneer

Deze website maakt gebruik van verschillende type cookies. Hier vind je meer informatie. Akkoord