Zon, zee en Blue Curaçao, op het ritme van de Caraïben

Scroll naar beneden

Voor de kust van Venezuela ligt Curaçao, een klein, tropisch eiland in de Caraïbische zee met een verrassend grote diversiteit. 65 nationaliteiten leven er harmonieus samen, wat een levendige smeltkroes oplevert van mensen, maar ook van cultuur en tradities, architectuur, gastronomie en verhalen. Welkom in de kleurrijke tropen!

  • Tine Hemeryck
    Tekst & foto'sTine Hemeryck

Toen de Spanjaarden Curaçao ontdekten in 1499, waren ze niet onder de indruk. Er was geen goud te vinden, het savannelandschap zag er onvruchtbaar uit en nadat de inheemse bevolking naar de Dominicaanse Republiek gedwongen werd om als slaaf te werken, verklaarden ze Curaçao een ‘Isla inutiles’: een nutteloos eiland. Wat hebben ze zich toen schromelijk vergist in het potentieel! Door de gunstige geografische ligging is de natuurlijke haven van Curaçao vandaag een van de belangrijkste handelscentra van Latijns-Amerika en ook op vlak van toerisme is de bestemming een hit: een klimaat om van te dromen, heerlijke lokale lekkernijen, een schitterende onderwaterwereld en een boeiende cultuur, doorspekt met legendes en anekdotes. En dat allemaal op amper 444 km².

Take it easy

Een van de eerste dingen die je leert op Curaçao, is je tempo vertragen. Op dag één erger ik me mateloos aan de meute mensen in de hoofdstad – meteen ook de enige stad op het hele eiland - die op hun dooie gemak vooruit drentelen, hun fleurige outfits helemaal in strijd met hun schijnbaar futloze tred. De tweede dag neem ik geleidelijk aan het gezapige ritme van de locals over en de derde dag ben ik het zélf die door een groepje geërgerde toeristen voorbijgestoken word. Het eiland dwingt een zekere traagheid van je af, iets wat je moet leren appreciëren. Mijn gids Charla Nieveld, in de jaren '80 Miss Carnaval geweest en nog steeds een opvallende verschijning met een oer-Hollands accent, kirt verontwaardigd als ik naar het weerbericht voor de volgende dagen vraag. “Weerbericht? Ik kan het je met mijn ogen toe vertellen: de zon schijnt en het is warm.” Natuurlijk regent het wel eens op Curaçao, kort en hevig, maar dat het zelden koud is, is niet gelogen. De laagste temperatuur ooit gemeten is 19 graden. Charla neemt het Caraïbische ‘take it easy’ motto trouwens helemaal van harte. Op tijd komen? Ach, hoeft toch niet. Nog zoiets dat je moet leren op Curaçao: wachten.

Het doet wat vreemd aan om na tien uur vliegen aangesproken te worden in je eigen taal in een landschap van cactussen, wuivende palmbomen en exotische lagunes. Bizar, maar ook wel aangenaam om hele conversaties te kunnen voeren met bijna iedereen die je tegen het lijf loopt. De officiële taal van de Curaçaoënaren is het Nederlands, maar ook Engels is populair en 90% van de bevolking spreekt Papiamentu, een mengeling van Afrikaans, Nederlands, Portugees en Spaans. Enkele Papiamentse woorden die je zeker zal horen? Bon bini (welkom) en dushi, dat tientallen betekenissen heeft van schat tot lekker, leuk, mooi of gewoon goed. In de hoofdstad siert het woordje zelfs het straatbeeld in grote rode letters op het Wilhelminaplein. 

Moeder Natuur en een beetje extra

In de groene oase van het Floris Suite Hotel, aan de baai van Piscadera, val ik in slaap onder het getjirp van krekels, het geroep van fluitkikkers en het zacht gebrom van de airco. ’s Morgens zijn het exotische vogelgezangen die de dag inluiden zoals die van suikerdiefjes en beeldige troepialen. Buiten lonkt het hemelsblauwe water en de parelwitte stranden, een cliché dat nooit gaat vervelen. Curaçao telt 38 stranden en vandaag - anderhalf uur later dan afgesproken - toont Charla me enkele van haar favoriete plekjes langs de westkust. Makkelijk te doen met de auto, want het eiland is amper 61 kilometer lang en het smalste stuk 5 kilometer breed. Elke baai en lagune waar we halt houden zou zo op een postkaartje kunnen belanden, maar het moet gezegd: Moeder Natuur kreeg een duwtje in de rug. Bijna alle stranden bestaan uit kunstmatig aangebracht zand en ook de palmbomen die de baaien sieren, zijn geïmporteerd. Maar vals gespeeld of niet, het geheel mag er zijn. Voor sommige stranden moet je betalen. Hoe meer faciliteiten, hoe hoger de entreeprijs zoals aan het hippe Mambo Beach, Jan Thiel of Papagayo waar je gemiddeld 6 Antilliaanse gulden of 3 euro per persoon neerlegt. Zorg dat je een koelbox bij de hand hebt of koop een Antilliaanse snack aan een van de geïmproviseerde standjes, zoals keshi ballen (kaas) of arepa di pampuna (pannenkoeken met kaneel, pompoen, nootmuskaat en suiker). Hoe verder we naar het noorden rijden, hoe ongerepter de stranden. Daaibooi en playa Lagun zijn twee van de weinige natuurlijke stranden en aan Playa Kenepa Grandi staan durfals aan te schuiven om van de metershoge kliffen te springen. Ik verlies de tijd uit het oog en kijk gefascineerd naar de gezellige drukte om me heen. “Maak je geen zorgen, de tijd is je vriend op Curaçao”, lacht Charla.

De Weg naar Westpunt

De grootste verrassing volgt op het einde van onze miniroadtrip: Westpunt. Weinig toeristen doen de moeite om deze noordelijke uithoek van het eiland te ontdekken. Nochtans is de enige weg ernaartoe - niet toevallig ‘Weg naar Westpunt‘ - prachtig. Je rijdt langs fotogenieke tamarinde- en manzanillabomen (mooi maar giftig!) en vangt een glimp op van de Christoffelberg, de hoogste berg op het eiland. Dezelfde route leidt je ook naar Shete Boka, het nationaal park langs de ruige noordoostkust en van een heel ander kaliber dan de idyllische westkust. Shete Boka betekent ‘Zeven inhammen’. Een korte wandeling leidt je langs de meest indrukwekkende inham van allemaal: Pistol Boka. Hier slaan de wilde golven metershoog tegen de krijtrotsen, met zoveel geweld dat het aan het geluid van een kanonvuur doet denken. Eenmaal op Westpunt maken de bounty stranden plaats voor kiezelstenen en ondanks de stilte gonst het 's avonds langs de kust van de activiteit. Vissers zijn hun visvangst op het strand aan het kuisen en aan het wegen en kinderen overtreffen elkaar met stoere sprongen van de pier terwijl hun moeders een oogje in het zeil houden. Het aantal hotels is beperkt en basic, met uitzondering van het poepchique Kura Hulanda Lodge resort even verderop, en de meeste accommodaties richten zich op duikers. Met recht en reden want het hele eiland is omringd door ondiepe koraalriffen die zo dichtbij liggen dat je op sommige plaatsen gewoon de zee in kan wandelen om ze te zien. Later op de trip snorkel ik naar het wrak van een sleepboot aan Jan Thiel, maar mijn korte snorkelsessie aan Westpunt levert ook al iets bijzonders op: een ontmoeting met een waterschildpad. Vanop mijn terras zie ik de talrijke bootjes harmonieus op het water dobberen en in het laatste streepje daglicht gooien enkele vissers hun hengels nog een laatste keer uit.

Boomkippetjes met vitamine L

In de 17de en 18de eeuw, toen Curaçao nog een Nederlandse kolonie was, werden grote stukken land op het eiland uitgegraven en met zeewater gevuld om zout te winnen. Die verlaten zoutpannen zijn nu een paradijs voor flamingo’s, ze voeden zich met de kleine visjes en garnalen waar het stilstaande water rijk aan is. Aan de zoutpannen van Jan Kock en Jan Thiel heb je de grootste kans om de elegante vogels met hun pastelroze verenpracht gade te slaan. Een nog grotere curiositeit op Curaçao is de groene leguaan. De reptielen kunnen twee meter lang worden maar zijn volkomen ongevaarlijk. Met hun plompe lijf rusten ze uit op boomstammen, zonnen ze aan het zwembad en banen ze zich op het strand een weg tussen de badhanddoeken. In Westpunt kan je ze niet enkel zien, maar ook proeven. Officieel zijn de reptielen beschermd dus hoe zaakvoerder Jan van Jaanchie's Restaurant het klaar wist te spelen om als enige op het eiland leguanen te mogen kweken en te serveren in zijn restaurant is een raadsel, maar legaal is het wel. Verwacht trouwens geen menukaart. Jan somt de specialiteiten van de dag met veel bravoure aan je tafel op. “We hebben voor u een kippetje met weinig vlieguren, blote garnalen (= gepeld) en een boomkippetje (zo noemt hij de leguaan) gemaakt met vitamine L.” Vitamine L? “Liefde natuurlijk.” 

Stad in pastel

Voor we de hoofdstad intrekken, trakteert Charla me vanop de nabije 56 meter hoge Koningin Julianabrug met een spectaculair zicht over Willemstad. De Sint-Annabaai snijdt het centrum netjes in twee delen met aan de ene kant van de baai het Punda district (‘de punt’) en aan de andere kant Otrabanda (‘de andere kant’). Op Punda, het oude historische centrum dat op de Unesco Werelderfgoedlijst staat, ligt de beroemde handelskade met haar pastelgekleurde koloniale huizen. Het is het meest gefotografeerde plekje van Curaçao. “De gevels in Willemstad zijn niet altijd zo kleurrijk geweest”, vertelt Charla. “Generaties geleden had de gouverneur zo vaak last van migraine dat hij op doktersadvies een decreet liet opmaken om alle witte huizen die het zonlicht zo fel weerkaatsten in een andere kleur te laten schilderen. En zo geschiedde...” Waar of niet, tot op vandaag blijven bewoners trouw aan de kleurenweelde.

Al tweehonderd jaar lang is er maar één manier om snel van het ene stadsdeel naar het andere deel te wandelen: de Koningin Emmabrug. Het is de enige drijvende houten draaibrug ter wereld en wordt liefkozend de swinging old lady genoemd, omdat ze stilletjes wiegt op de golven in de baai. Hangt de groene vlag uit, dan mag je de brug gewoon over. Wordt de oranje geheven dan gaat de brug gedeeltelijk open (bijvoorbeeld om een kleine boot door te laten) en een blauwe vlag geeft aan dat de swinging old lady volledig opzij zal zwieren. Een reusachtig containerschip staat klaar om zich door de baai te manoeuvreren en een belletje geeft aan dat de hekken worden gesloten, een spannend moment waarop een enkeling nog snel naar de overkant springt terwijl de brug al in beweging is. “Wij nemen de ponchi wel”, snuift Charla. De kleine oude ferryboot is luid en rokerig, maar wel gratis en je enige optie om de overkant te bereiken terwijl de brug geopend is. “Wist je dat je voor 1934 tol moest betalen als je de pontjesbrug op schoenen over wou?”, vertelt Charla terwijl we op de ponchi wachten. "Enkel de armen mochten gratis heen en weer omdat zij zich geen schoeisel konden veroorloven, maar de maatregel had een averechts effect. De armen leenden schoenen van de rijken en betaalden de tol om hun gevoel van trots te bewaren, de rijken liepen de brug over op blote voeten om de tol te ontwijken. Aan de overkant wisselden de schoenen opnieuw van eigenaar.” Curaçao zit werkelijk tjokvol anekdotes en verhalen. 

Terug naar de roots

In het cruiseseizoen, dat gelukkig net voorbij is, is het in Willemstad dikwijls over de koppen lopen. Gigantische cruiseschepen meren dan aan om een lading bruingebakken toeristen, voornamelijk Amerikanen, voor enkele uren los te laten op de souvenirmarktjes, op Punda’s hippe Breedestraat en op het luxueuze Renaissance shoppingcenter in het gerenoveerde Riffort. Het fort is een van de acht op het eiland dat begin 19de eeuw gebouwd is om de haven te verdedigen. De meeste toeristen gaan recht naar Punda, de ‘mooiste’ kant, want Otrabanda heeft de reputatie het minderwaardige stadsdistrict te zijn. De huizen zijn er kleiner, de restauraties gaan er langzamer en net daarom trekt Otrabanda mij wel aan. Het is er heerlijk verdwalen door de smalle straatjes. Oude mannen spelen domino in de schaduw en laten hun baard bijwerken in een kapsalon op wielen, vrouwen verkopen er groenten en fruit aan de deur of houden een geïmproviseerd miniwinkeltje open achter stevige tralies. Ook het Slavernijmuseum heeft hier zijn onderdak, precies op de plek waar in een niet eens zo ver verleden –1863 – de laatste Afrikaanse slaven op het eiland werden verhandeld en verscheept. Het museum toont de gruwelijkheden die slaven moesten doorstaan (ter illustratie, de uitdrukking ‘iemand de mond snoeren’ kent hier zijn oorsprong), je kan aan boord gaan van een replica van een slavenschip en je ziet de originele ijzers waar slaven destijds mee werden gebrandmerkt. Maar het is ook een plek waar de culturele erfenis en invloed van de Afrikaanse cultuur op het huidige Curaçao wordt gevierd. De verhalen en getuigenissen aan de wand zijn des te pakkend als mijn gids vertelt dat hij een afstammeling is van een slaaf. Hij houdt de verhalen van zijn overgrootouders levendig, al ligt het onderwerp behoorlijk gevoelig onder de Curaçaoënaars. Zelfs nu nog leren kinderen op school in Curaçao vooral over de geschiedenis van Nederland en veel minder over het verleden van het eiland zelf. “Maar dat is gelukkig wat aan het veranderen”, weet Charla. “De zwarte bevolking is meer en meer trots op haar roots.”

Elke huisje draagt zijn kruisje

Doorheen Willemstad vind je nog meer referenties naar de slavernij, bijvoorbeeld via straatkunst in het opgekalefaterde Pietermaai district in Punda. Maar de meest indrukwekkende symbolen van het slavernijverleden zijn de landhuizen. De majestueuze villa's, meestal gebouwd op een heuvel, vind je verspreid over het hele eiland. Destijds boden ze onderdak aan landheren en hun huisslaven, terwijl de werkslaven op de plantages werkten en in kleine hutjes of kunuku's op de plantages verbleven. Veel van de villa's zijn nog intact en kregen een tweede leven als restaurant, hotel of museum. De 18de eeuwse landhuizen Brakkeput Mei Mei en Dokterstuin bijvoorbeeld zijn omgebouwd tot restaurant en in Landhuis Knip huist een bescheiden maar intrigerend museum dat een boeiende kijk biedt in het alledaagse leven van de mannelijke en vrouwelijke slaven van toen. Het was op dit landgoed dat de grootste slavenopstand in de geschiedenis van Curaçao begon, op 17 augustus 1795. Meer dan duizend slaven sloten zich bij Tula aan, de leider van het verzet en zelf slaaf op de plantage. Tula zelf maakte het niet meer mee - hij werd gevangen en gefolterd tot de dood - maar het was wel een eerste aanzet tot afschaffing van de slavernij op het eiland. Aan de muren van Landhuis Knip hangen oude krantenartikels waarin slaven te koop aangeboden worden en ik krijg kippenvel bij het zien van het originele logboek, met daarin de namen van de slaven en de straffen die ze moesten ondergaan voor diefstal of ongehoorzaamheid. Tula’s opstand wordt nog elk jaar herdacht op het eiland op 17 augustus.

Vitamines uit de natuur

Curaçao zou zijn naam te danken hebben aan de Italiaan Amerigo Vespucci. Tenminste, zo vertelt een van de legendes volgens Charla. Tijdens een van zijn ontdekkingstochten in de 15de eeuw liet Vespucci een deel van zijn bemanning achter op Curaçao. Ze hadden scheurbuik en waren ten dode opgeschreven. Toen Vespucci tijdens zijn terugtocht opnieuw langs het eiland voer, trof hij zijn matrozen verrassend genoeg gezond en wel weer aan, dankzij het veelvuldige fruit dat ze hadden geplukt en gegeten. “En wat betekent Curaçao in het Portugees? Juist ja: genezen.” In de vrije natuur vind je hier nog steeds een overvloed aan fruit maar ook tal van geneeskrachtige en verzorgende kruiden die vroeger dagelijkse kost waren in het dieet van de eerste eilandbewoners. Omdat meer en meer Curaçaoënaars die bijzondere wisselwerking met de natuur aan het verliezen zijn, begon Dinah Veeris in 1981 met de aanleg van een kruidentuin. Inmiddels groeien er honderden inheemse en uitheemse kruiden- en plantensoorten in haar tuin, elk met hun specifieke helende krachten. Dinah, bijna 80, is een bekende verschijning op Curaçao. Op een heel joviale manier leidt ze me door de tuin en laat ze me planten zien, proeven en voelen. “Wist je dat onze grootouders zongen voor zieke planten? Ze zetten de plant in een kleine hangmat, wiegden en zongen een lied voor Owazao, de god van de natuur, om de plant weer beter te maken.” Mensen van over hele eiland vragen Dinah om raad bij allerlei kwaaltjes. Maagproblemen? Eet oregano. Futloos? Win energie uit de wortels van ginseng, versterk je afweersysteem met vlierbloesem. Of je nu een zwak hebt voor homeopathie of niet, Dinah’s enthousiasme werkt aanstekelijk. Als het aan haar lag genas ze zelfs je liefdesverdriet met een plant! Maar ik heb een acuter probleem: jeukende muggenbeten. Dinah neemt me bij de hand en wijst naar een lage plant met dikke, groene bladeren en scherpe punten. Ze zet haar mes erin en er komt een slijmachtig sap uit. “Sentebibu,”glimlacht ze, “dat is Papiamentu voor aloë vera. Even over de muggenbulten wrijven en de jeuk is zo voorbij.” En het is nog waar ook. Aloë vera is een gegeerd wondermiddeltje in de schoonheidsindustrie en wordt verwerkt in shampoos, huidcrèmes en noem maar op. De plant groeit rijkelijk in de vrije natuur op Curaçao, geen wonder dus dat ondernemers het commercieel succes ervan roken. Op een plantage in het zuidoosten van Curaçao groeien zo’n 100.000 exemplaren en tijdens een gratis bezoek leer je hoe je aloë vera het beste snijdt. Je mag ook stukjes proeven, van de plant in je mond. 

Cactussoep en gesmoorde geit

Na enkele dagen op Curaçao is het me duidelijk: eten is het kernwoord en dat begint al bij het ontbijt met een ‘batido’ waar de vele kraampjes je mee verleiden. Batido is een mix van gecondenseerde melk met suiker of met een frisse fruitsmaak zoals mango, watermeloen of papaya. Een gezonde maaltijdvervanger lijkt het me niet, maar dat de caloriebom je honger stilt is een feit! Geef mij maar een awa di lamunchi, water met limoen en suiker, nog zo'n Curaçao klassieker en welkom op snikhete dagen. Spendeer overigens geen fortuin aan flessen water. Kraantjeswater op Curaçao is veilig om te drinken, het is niets minder dan gezuiverd zeewater. Lunchen als de locals in Willemstad? Ga dan richting Plasa Bieu, een overdekte markt op Punda. Het Antilliaanse eten, maar ook de sfeer is hier uniek. Neem plaats aan lange tafels terwijl de koks van dienst – bijna allemaal vrouwen – in stomende kookpotten boven hete kolen roeren en klanten lokken met een brede glimlach, genereuze porties en bombastische aroma’s. Proef zeker eens van de kala (pittig hapje van bonen en pepers), gesmoorde geit en kadushisoep (cactus). Vlakbij Plasa Bieu slaan we de drijvende markt nog even gade waar Venezolaanse marktkramers hun verse vis, fruit en groenten van de hand doen, rechtstreeks van op hun boten naar de klant. De Venezolaanse kust ligt dan ook op amper 70 kilometer van de stad. Overnachten mogen ze hier niet, weet Charla, dus elke dag varen ze heen en weer met hun boten afgeladen vol koopwaar. 

De enige echte Blue Curaçao 

Kleine honger? Hou langs de weg halt bij de vele Truk'i pans of Snèks, busjes en eettentjes met allerlei lekkernijen zoals gebakken banaan, kokada (kokosnootpastei) en gegrilde ananas met Blue Curaçao. Veel kans trouwens dat de Blue Curaçao die je thuis in de kast hebt staan niet de ‘real deal’ is. De enige plek in de wereld waar de échte Blue Curaçao geproduceerd wordt is hier op Curaçao, in een stokerij in landhuis Chobolobo. Hoe het komt dat er dan overal ter wereld flessen Blue Curaçao te koop zijn, vraag ik me af? “Omdat de producenten domweg nooit een patent op de naam hebben genomen…” verklaart Charla. De echte likeur herken je aan ‘The Genuine’ op het etiket en is gemaakt van lahara, een citrusvrucht verwant aan de sinaasappel die alleen op Curaçao groeit. Landhuis Chobolobo is gratis te bezoeken, je kan het bottelen van de likeur bijwonen en ook flessen kopen natuurlijk. Blue Curaçao bestaat in vijf felle kleurvarianten, maar welke je ook proeft, de smaak is altijd dezelfde. “De kleurstof is gewoon een leuk visueel extraatje." Of Curaçao een van de mooiste bestemmingen wordt die je ooit hebt gezien hangt van je persoonlijke definitie van schoonheid af, maar dat het een van de kleurrijkste zal zijn, daar is geen twijfel over mogelijk. 

Praktisch

KLM en TUI fly vliegen dagelijks vanuit Amsterdam Schiphol naar Curaçao, Air Berlin heeft een wekelijkse vlucht vanuit Düsseldorf International. Wil je met op het eiland een auto huren, dan volstaat een Belgisch of Europees rijbewijs. De officiële munteenheid van Curaçao is de Antilliaanse gulden (ANG). In de meeste hotels, restaurants en winkels worden Europese bankkaarten (zowel krediet- als debetkaarten) courant aanvaard als betaalmiddel.

Algemene info over Curaçao vind je via de dienst Toerisme www.curacao.com

Logeren

Floris Suite Hotel aan Piscadera Bay: www.florissuitehotel.com

All West Apartments in Westpunt: www.allwestcuracao.com

Bezoeken

Kruidentuin van Dinah Veeris: www.dinahveeris.com

Aloë Vera plantage: www.aloecuracao.com

Shete Boka National Park: www.shetebokapark.org

Kura Hulanda Slavernijmuseum in Willemstad: www.kurahulanda.com

Volg ons op Instagram

Volg @goodbyemag voor leuke tips en bloedmooie vakantie hotspots!

volg ons

Abonneer voordelig!

  • reisreportages over de mooiste vakantiebestemmingen
  • de knapste logeeradressen en lekkerste adresjes
  • tientallen tips voor een vakantie dichtbij of ver weg

abonneer

Deze website maakt gebruik van verschillende type cookies. Hier vind je meer informatie. Akkoord