De Provence: tussen verstilde dorpjes en nieuwe kunst

Scroll naar beneden

De Provence laat zich maar mondjesmaat ontdekken. Daarom slenterden we vanuit Avignon langs achterafweggetjes tot aan de poorten van Aix-en-Provence. Snoven onderweg de lentegeuren op, ontdekten verborgen plekjes met nieuwerwetse kunst en proefden van lokale wijnen in de schaduw van de laatste verblijfplaats van de Markies de Sade.

  • Tekst & foto'sPierre Darge

Natuurlijk blijft Avignon incontournable. Al was het maar omwille van het rijke verleden van de stad. Toch liggen de hoogtepunten ervan ver achter ons: in 1309 was Rome een chaotische stad, waar onveiligheid en corruptie heersten en de toenmalige Franse Paus Clemens V besloot om met zijn hofhouding te verhuizen naar een dominicanenklooster in Avignon. De zogenaamde ballingschap van de pausen zou slechts tot 1377 duren maar hun aanwezigheid tijdens die periode heeft het uitzicht van de stad grondig veranderd. Onder paus Benedictus XII werd begonnen met de bouw van het Palais des Papes, dat voltooid werd door zijn opvolger Clemens VI. Uiteindelijk zouden vier officiële pausen er verblijven, opgevolgd door nog eens vier ‘tegenpausen’ – want het Franse chauvinisme mag niet worden onderschat.

De pauselijke vertrekken ogen van buitenaf als een burcht die verfijning mist. Toch moet je er geweest zijn, al was het maar omwille van de immense omvang van de kamers, het verpletterende van het goddelijke. Het geheel is ook niet voor niets het grootste gotische bouwwerk van Europa.

Maar er is méér en vooral intiemer. Voor een koffie of een discrete afspraak, kies ik graag voor het hotel La Mirande, aan de achterzijde van het pauselijk paleis. Daar trek ik me met een espresso en een gebakje terug in het rode salon. Iets meer dan 700 jaar geleden gaf Arnaud de Pellegrue, kardinaal van Sainte Marie, op deze eigenste plek een receptie voor zijn oom, de kersvers gekroonde Clemens V. Er waren zestien kardinalen aanwezig, het banket bestond uit negen gangen met o.a. everzwijn, reeën, hazen en konijnen. Na de zesde gang werd een fontein binnengedragen waaruit vijf wijnen sluisden en aan het slot werd een zilveren boom opgediend, behangen met vers fruit. Kortom, eenvoud siert.

Zakhorloges en truffels

Na de espresso kies ik voor de ‘achterbuurten’, weg van de toeristen in kleurrijke shorts. De rue des Teinturiers in het gelijknamige kwartier is een rustige, gekasseide straat met het kabbelende water langszij. Al laat ik me op dinsdag en donderdag nog weleens afleiden door de rommelmarkt op de Place Pie en de omliggende terrassen. De straat van de ververs ligt er wat verwaarloosd bij, en ook het gevogelte dat er op de terrassen neerstrijkt heeft betere tijden gekend. Soixantehuitards met een gitaar onder de arm en een rugzak vol verlepte idealen. Het zal me worst wezen: er bloeit een kleine boekhandel, enkele bars, een handvol gerestaureerde panden, het klooster van de Pénitents Gris waar elk jaar nog een feest wordt gehouden ter ere van het mirakel van de scheiding van de wateren.

Op de terugweg flaneer ik linksaf door de Rue des Lices, langs de kleine boetiek waar meneer Massa nieuwe mechanische zakhorloges verhandelt voor geen geld, en laat me dan een koel biertje serveren op de Place des Corps Saints met zijn goedkope restaurants en verstilde sfeer.

Eenmaal buiten Avignon is er geen ontkomen aan: de aanwezigheid van de Mont Ventoux is overal voelbaar en steeds meer Vlamingen voelen zich geroepen om er met de fiets tegenaan te gaan. Beginners kiezen Sault als startpunt, wegens de mildere klim, middenmoters vertrekken uit Malaucène, maar de taaisten gaan net zoals de Ronderenners van start in Bédouin om hun mannelijkheid in het zadel te bewijzen. Wij kozen voor Sault, en gingen met de auto. Dat heeft zo zijn voordelen: geen zweetlucht alom, lekker gezellig samen en tijd nemen voor een stop. We gingen ook de berg niet op maar doken vrijwel meteen de Gorges de la Nesque in. Die zijn iets minder indrukwekkend dan die van de Verdon en daarom ook wat minder bevolkt. En het spektakel wordt ingeleid door een allercharmantst, klein dorpje, Monieux. Daar kan men in het restaurant Les Lavandes in een romantische sfeer de lokale gerechten met of zonder truffels proeven om vervolgens de tocht aan te vatten.

Brocante en antiek

Wie van ouwe spullen houdt en geen schrik heeft van een bain de foule moet op zondag naar L’Isle sur la Sorgue – ooit niet veel meer dan een moeras waar slechts enkele vissers woonden. Later werd het water gekanaliseerd en dreef het 70 watermolens aan, die verbonden waren met machines uit de textiel- en papierindustrie – een verdwenen bedrijvigheid. Een halve eeuw geleden streek Albert Gassier in Sorgue neer en begon er een zaak van mooie, oude spullen. Collega’s vervoegden er hem en in 1964 zette hij de eerste foire à la brocante op – met veertien gelijkgezinden. Meer dan vijftig jaar later zijn in het stadje meer dan 200 marchands neergestreken, verdeeld over enkele gebouwen en cours intérieurs. Het leeft vooral op zondag waar men er mogelijks twee vliegen in één klap kan vangen. Er is om te beginnen de gezellige, wekelijkse groenten- en fruitmarkt met alles wat daar tegenwoordig bij gesleept wordt. Daarnaast kan de nieuwsgierige bezoeker aan de boorden van de Sorgue langs de traditionele stalletjes slenteren, op zoek naar wat we ooit zelf hebben weggegooid: de rommel van opa, of de sleetse lakens van oma of de in email gezette borden die de cafégevels sierden.

Maar laat je niet misleiden: Sorgue is wel degelijk het middelpunt van de betere antiek, al lijkt dat op het eerste gezicht niet meteen zo. Voor het meer verfijnde werk moet men aan de overkant van de Quai des Quatre Otages zijn, waar de échte antiquairs hun zaakjes runnen in kleine winkeltjes die de binnenplaatsen omarmen. Vaak hebben ze zich gespecialiseerd in oude portretten, lampen, Afrikaanse spullen of industriële uitschieters, maar de handelaars hangen er meestal wat verveeld en lusteloos bij. Niet Xavier Nicod die achter een heuse bamboetuin een winkel bestiert waar hoofdzakelijk stoelen en klein meubilair in een heerlijke chaos op nieuwe eigenaars wachten. Hij is ook décorateur, architecte paysagiste en natuurlijk antiquair en graag bereid tot een praatje.

Wie moegeslenterd of gewoon bijna blut is na wat al te enthousiaste aankopen kan tegenover de negotie van Xavier in alle bescheidenheid aanschuiven voor een hapje in Le Carré des Herbes. Het zaakje ziet er niet uit, maar het gebodene is correct en niet de klassieke tourist trap. Hetzelfde kan gezegd worden van het idyllische restaurant Le Jardin du Quai. Al verkiezen sommigen eerst een aperitief op het terras van het Café de France – dat ’s zomers meer bezoekers telt omdat het zo koel in de schaduw ligt. Verliefden of echtelingen die aan wat vernieuwing toe zijn, kopen aan het stalletje ervoor bloemen uit Holland, anderen zijn een uurtje zoet in de locale boekhandel tegenover de kerk. 

Tuin zonder bloemen

Acteur Wim Opbrouck weet het zeker : het paradijs bestaat, want hij heeft er zelf geslapen! Vorig jaar draaide hij een film over de Mont Ventoux en logeerde voor die gelegenheid in een van de betere B&B’s van de Provence, Maison Valvert in Bonnieux, gerund door een gastvrije Brugse, Cathy Herssens. Hij maakte ter plekke een tekening in het gastenboek om zijn stelling te staven en we zijn wel de laatsten om hem tegen te spreken.

Bonnieux is een groot dorp waar de pausen, toen ze vanuit Avignon nog het kerkelijk landschap bestierden, hun zomers doorbrachten - omdat er op 400 meter hoogte altijd wel een koele bries stond. De dorpelingen fluisteren dat Bonnieux het dorp was waar de kinderen van de pausen opgroeiden. Zonder details te geven, want zo zijn de Provençalen nu eenmaal: ze houden hun geheimen binnenshuis.

Het dorp bezit een verborgen adres dat op onregelmatige tijdstippen te bezoeken valt : Le Jardin de la Louve. Een tuin zonder bloemen met alleen maar keien en buxussen, in alle vormen en gedaantes. Wie er doorheen loopt, waant zich in Japan en dat is niet toevallig. Er zit een vrouwenhand achter deze creatie en de spirituele kracht van een Japanse ontwerper. Nicole de Vésian had al een briljante carrière achter de rug als hoofdstyliste bij Hermès toen ze in de herfst van haar leven in Bonnieux een huis kocht met een tuin op twee niveaus. Ze was ook bevriend met Issey Myaké en samen wisselden ze van gedachten over een droge tuin. Het resultaat is verbluffend in zijn eenvoud. Rustgevend ook. Het onderste deel van de tuin is in zichzelf gekeerd, zet aan tot momenten van introspectie. Het hoogste verdiep kijkt uit naar de buitenwereld waar de zuidelijke hellingen van de Petit Luberon als het ware het verlengstuk vormen van deze unieke creatie.

Bourgeois-kapel

In een achterafstraatje in Bonnieux dat abrupt afloopt naar de vallei van de Riaille, werd aan het begin van de zeventiende eeuw het klooster van de Recolletten gebouwd. Na de Franse revolutie kwam het in private handen en werd als boerderij gebruikt, maar bij een aardbeving in 1909 werd het geheel tot een ruïne herleid.

De huidige eigenaar is een kunstverzamelaar die het kerkje in zijn oorspronkelijke staat herstelde. Omdat hij een fan was van Louise Bourgeois met wie hij een kunstboek had uitgegeven, stelde hij haar voor om enkele kunstwerken te ontwerpen die in de serene, lege ruimte een plaats konden krijgen zonder het sacrale karakter ervan te verstoren.

Wie de oude gevel met de prachtige houten deur en de twee cipressen achter zich laat, komt in een uitermate sober geheel met alleen aan de zuidkant enkele ramen, hoog tegen het plafond. De vloer is met grote, oude stenen geplaveid en er staan ouderwetse, houten kerkstoelen met rieten zitvlak. Er staat een wat verrassend uitziende doopvont in roze marmer uit Portugal, die aan de binnenzijde bezet is met enkele vrouwenborsten. Ze symboliseren de goede moeder, die voedt en beschermt. Hoog tegen de muur geeft een vrouw onder een stolp haar kind de borst, een wat naïef aandoend tafereel dat uit vodden is opgebouwd.

Waar men een altaar zou verwachten, rijst alleen een bronzen kruis op dat tot op manshoogte reikt en waarvan de dwarsbalk uit een bronzen arm bestaat met aan de ene zijde een open, aan de andere zijde een gesloten hand.

In één van de bescheiden kapellen aan de zuidkant is een sobere, ovale zwarte biechtstoel  neergezet. Aan de zijde waar de priester moet plaatsnemen valt een blauw licht op de stoel en hangt een lappendeken gekruisigde Christus. Aan de andere kant vallen vier marmeren handen op die in een metalen kader werden opgenomen.

En verder is er niets, behalve de rust, het contrast van de lichtinvallen en enkele bezoekers die behoedzaam en in stilte door de ruimte schrijden.

Cadeau de rupture

Bonnieux is één van de villages perchés, van die typische dorpjes die bescherming en beschutting vonden tegen de heuvelhelling. Vanuit het dorp loopt een bijzonder schilderachtig weggetje naar Ménerbes, dat dan weer helemaal bovenop de heuvelrug zit. Er loopt maar één echte straat door het dorp, die eindigt bij het Romaanse kerkje en het oude kerkhof. Onderweg passeert men het huis dat Dora Maar, zelf schilder en vaak model voor Picasso, van de meester als cadeau de rupture kreeg. Wie een beetje oplet, ontdekt her en der magnifieke oude herenhuizen, vaak tot in de puntjes gerestaureerd, waar grote families discreet hun zomerverblijf koesteren.

Vlakbij ligt het Maison de la Truffe et du vin, waar lokale specialiteiten voor het grijpen liggen. Achter het gebouw werd een prachtige binnentuin gecreëerd met een adembenemend uitzicht over de omringende heuvels, waar het romantisch tafelen is.

Op donderdag is het marktdag in Ménerbes en dan loont het de moeite om binnen te lopen bij Lionel, die vlak voor de entree van het dorp een zaak met bijzondere spullen runt, La Vie est belle. Men vindt er niet de voor de hand liggende recreaties of vintage meubeltjes, maar vooral unieke stukken die hij bij kleine créateurs weet te vinden waardoor het geheel een verfrissende aanblik biedt.

Schuiloord voor een markies

Van Ménerbes is het maar enkele minuten rijden naar dat andere kleinood, Lacoste. En dan is er nog tijd om onderweg even halt te houden in de nagenoeg verlaten abdij van Saint Hilaire. Gewoon om even te genieten van de stilte op de helling, en van de eenvoudige en toch doordachte architectuur.

Lacoste is maar een klein dorp, maar een van de allercharmantste: het biedt niet alleen een prachtig uitzicht op Bonnieux en op de Luberon, het verleidt met zijn kasseitjes en scheve geveltjes. En toch ontbreekt er iets. Veel gevels zijn nieuw, her en der werden huizen gerestaureerd, het is nieuwerwets proper omdat het aan leven ontbreekt.

Twintig jaar geleden was het dorp nagenoeg uitgestorven, de huizen stonden er geruisloos te vervallen. En toen kwam Pierre Cardin langs, die verliefd werd op de plek, grof geld gaf voor de ruïnes en in geen tijd het dorp nieuw leven inblies. Maar het bleef grotendeels een levenloos dorp. De Savannah School of Arts en Design koos het later wel uit voor zijn activiteiten waardoor er wat jong volk rondloopt, maar het geheel ontstijgt nauwelijks het niveau van een open museum. Dat museum wordt bekroond door een kasteel met een reputatie, en die reputatie heeft het enkel te danken aan zijn beroemde bewoner – Donatien, Alphonse, François, Markies de Sade. De oudste delen van het kasteel dateren uit de elfde eeuw, en rond 1710 kwam het in handen van de familie de Sade. Een kleine zestig jaar later erfde de markies het van zijn vader en hij gebruikte het als een schuilplaats toen de grond hem in Parijs te heet onder de voeten werd. Dat was niet geheel onverwacht, want de markies was een overtuigd libertijn die het niet zo nauw nam met de zeden én staatsgevaarlijke literatuur pleegde. In Lacoste restaureerde hij het kasteel, bouwde het uit tot een juweeltje met 42 kamers, een kapel en een theatertje. Van wat daar werd opgevoerd bereikte weinig de buitenwereld, maar dat weinige klonk enigszins verontrustend.

De markies werd een paar keer opgesloten wegens aanstootgevend gedrag, belandde in de Bastille en schreef er zijn magnus opus, ‘De 120 Dagen Van Sodom’ – op een papierrol van twaalf meter lengte die hij in een muur verstopte. In 1802 werd hij opnieuw opgepakt, wegens antinapoleontisch gedrag en opgesloten in het Hôpital Esquirol in Charenton-Saint-Maurice, waar wel meer andersdenkenden hun dagen sleten. Maar uitgeblust leek hij niet: hij liet er door patiënten zijn toneelstukken opvoeren en stierf er in 1814. Het kasteel zelf werd bij de revolutie grotendeels verwoest en wat ervan overblijft werd door Pierre Cardin gedeeltelijk in ere hersteld en vormt nu de grillige skyline van Lacoste.

Wijn en architectuur

Voor de finale zetten we koers naar het schilderachtige Lourmarin en naar het Château La Coste even buiten Le Puy-Sainte Réparade, waar in het glooiende landschap twee elegante betonnen muren opduiken die een onzichtbare poort omsluiten. De slingerende weg ertussen mondt uit op een bijna ‘moniacaal' gebouw waarvan het silhouet weerspiegeld wordt in een vijver waarover een monumentale spin van Louise Bourgeois wandelt.

De eerste indruk is er een van rust en sereniteit, van een harmonieus samengaan tussen natuur en architectuur. We bevinden ons in een wereld zonder storende geluiden en zonder auto’s. De trap die van de parking onder de vijver naar het gelijkvloers leidt, bevestigt het vermoeden dat op die eerste indruk is gevolgd: hier is een meester aan het werk geweest die geen detail over het hoofd heeft gezien.

Die meester is de Japanse architect Tadao Ando, en de man die hem hierheen heeft gelokt is een Ierse zakenman die geheel op de achtergrond wil blijven. Patrick McKillen houdt niet van de schijnwerpers, en nog veel minder van de pers. Zijn zus Mara, een alleraardigste vrouw met een bijna fluisterende stem, neemt die taak over.

“Mijn broer vond dat hij druiven de kans moest geven om hier in alle natuurlijkheid op te groeien, en wijn te maken – omdat dat een edele taak is. Daarom schakelde hij over op bio-dynamische principes. Maar mijn broer houdt ook van kunst en van architectuur, en daarom nodigde hij Jean Nouvel uit om de nieuwe vinificatiekelders te bouwen. Maar hij wilde ook een zeer eigentijdse ontvangstruimte, en een plek om zijn mobiel van Calder neer te zetten.”

We zitten op het buitenterras van het Art Center dat meer op een open klooster lijkt, op 03-stoelen van Maarten Van Severen – een bewuste keuze van Ando. Op het betonnen plafond zorgt de weerspiegeling van het rimpelende, rusteloze water van de keienvijver voor steeds wisselende sferen. We drinken een glas gekoelde witte wijn van het huis, Les Pentes Douces, luisteren naar het ruisen van de wind in de bomen en voelen alle stress uit ons wegglijden. Daarna stappen we doorheen de natuur het beeldenparcours af en bezoeken de gekasseide weg die Ai Weiwei onlangs op de beboste hellingen realiseerde, en wel in de vorm van de scepter die in de Chinese geschiedenis symbool staat voor macht en voorspoed…

Praktisch

Reizen

Reken vanuit Brussel op zo’n 1.050 km of 11 uur rijden met de auto naar Avignon. Sneller gaat met het vliegtuig naar Marseille (dankzij Ryanair vanuit Charleroi of SN Brussels vanuit Brussel, beide minder dan anderhalf uur vliegen). Onze persoonlijke voorkeur gaat naar de TGV vanuit Brussel of Rijsel, waarbij de reistijd tot Avignon ongeveer 4u15 minuten bedraagt.

Slapen

We verbleven tijdens onze verkenning in Maison Valvert, een sublieme B&B in een uniek kader in Bonnieux. www.maisonvalvert.com

Eten

Voor het betere smulwerk stopten we onderweg in La Mirande in Avignon (www.la-mirande.fr), wat wel aan de dure kant is. Gezellig en op mensenmaat is het restaurant Les Lavandes (www.restaurant-les-lavandes.fr) in Monieux, aan de Gorges de la Nesque. In L’Isle-sur-la-Sorgue verkiezen we het romantische Le Jardin du Quai (www.jardin-du-quai.com) of het wat rommelige Carré des herbes (www.lecarredherbes.eu).

In Bonnieux hadden we een boontje voor L’Arôme (www.laromerestaurant.com), in Ménerbes is de keuze tweeërlei: het Maison de la truffe et du vin (www.vin-truffe-luberon.com) voor het uitzicht en Café Véranda (www.cafe-veranda.com) voor de schitterende verhouding prijs/kwaliteit. In het dorp Lacoste is gezelligheid troef in La Dolce Vita.

Op het domein van Château la Coste in Le Puy Sainte Réparade bevindt zich in het gebouw van Tadao Ando een prima restaurant (www.chateau-la-coste.com). Zeer betaalbare restaurants met een Michelinster zijn La Closerie in Ansouis (tel. 0033.490.09.90.54) en La Petite Maison in Cucuron (www.lapetitemaisondecucuron.com).

Een bezoek aan de Jardin de la Louve in Bonnieux kan gereserveerd worden via het lokale toerismebureau.

Volg ons op Instagram

Volg @goodbyemag voor leuke tips en bloedmooie vakantie hotspots!

volg ons

Abonneer voordelig!

  • reisreportages over de mooiste vakantiebestemmingen
  • de knapste logeeradressen en lekkerste adresjes
  • tientallen tips voor een vakantie dichtbij of ver weg

abonneer

Deze website maakt gebruik van verschillende type cookies. Hier vind je meer informatie. Akkoord