Jammend door Jamaica

Scroll naar beneden

Jamaica ligt met z’n tropische regenwouden, parelwitte stranden en kleurrijke fauna als een parel te pronken in de Caraïben. Voeg daar nog eens de met reggae-ritmes en ganja smoke doordrenkte feestcultuur aan toe en je krijgt een unieke topbestemming. Hoog tijd om er zelf eens een kijkje te nemen, zo vonden wij.

  • Jonathan Ramael
    Tekst & foto'sJonathan Ramael

‘Hey buddy, I heard you guys were supposed to sing while steering the raft. What’s up? Am I not pretty enough?’ De schaterlach die op m’n opmerking volgt klettert het water over. Sheldon, die m’n bamboevlot kundig de rivier langs loodst, neemt m’n opbouwende kritiek ter harte en begint er enthousiast de halve Bob Marley catalogus door te jagen. Ik drijf op de Martha Brae in het noorden van Jamaica. Het is er aangenaam warm, het zonlicht valt in vlekken door het bladerdak en Sheldon doet aandoenlijk z’n best om ‘No woman, no cry’ toonvast te houden. Later op de dag zal ik de Dunn’s River Falls bezoeken: een feeërieke waterval die via een reeks natuurlijke kalkstenen trappen dwars door de jungle naar een lager gelegen strand dondert. Wie wil, kan in de tegenovergestelde richting van poel naar poel weer naar boven klimmen. Er zijn minder aangename manieren om een reis te beginnen.

Jamaica is een uniek geval. Het eiland is drie keer zo klein als België maar heeft met kracht z’n stempel op de wereldcultuur gedrukt. Zowel reggae als dancehall ontstond hier, en wereldsterren als Bob Marley en Usain Bolt zijn zo onmiskenbaar Jamaicaans dat ze nergens anders geboren zouden kunnen zijn. Iedereen kent de Rastafari en het rood-geel-groen van hun vlag, en wanneer een Jamaicaans team het met puur geluk tot de eindronde van een groot toernooi schopt, wordt het meteen overspoeld door een globale golf van sympathie. Komt het door de muziek, het vrolijke patois-taaltje of de kleurrijke figuren die het land rijk is? Niemand kan het met zekerheid zeggen, maar de wereld houdt van het concept Jamaica. Het eiland zelf is minder bekend. Voor veel reizigers is Jamaica de zoveelste strandbestemming waar je met een bodemloze rum-cola in je klauw een week als een gestrande walrus naast het zwembad van je all-in resort kan gaan puffen. Er zit een grond van waarheid in dit simplistische stereotype. Heel wat toeristen komen hun hotel inderdaad niet vaak uit en blijven braaf binnen de afgebakende paadjes. Een pijnlijke fout, want ze missen heel wat lekkers. Jamaica is mooi en divers, en de natuurpracht is er immens. Op een oppervlakte kleiner dan Vlaanderen vind je kristalheldere baaien vol koraalriffen, dichte ongerepte regenwouden, wilde mangrovemoerassen vol krokodillen en zelfs tot tweeduizend meter hoge bergen. Ook cultuur en geschiedenis liggen hier voor het rapen. En daarvoor is hoofdstad Kingston het ideale vertrekpunt.

De wieg van de reggae

‘Wadup man! They call me Blackie. Cause I’m Black,’ vertrouwt de lokale gids die me door Trench Town zal leiden me toe bij ontvangst. ’s Mans logica is – toegegeven – waterdicht. Toch lijkt het me als mogelijk de bleekste clown op het eiland niet het meest briljante idee om ‘He Blackie, waar gaan we naartoe vriend!?’ te lopen roepen tegen een donkere jongen in een van de meest beruchte ghetto’s van Kingston. Subtiel maak ik dan ook gebruik van veilige omwegen als ‘man’ of ‘dude’ om hem de nodige existentiële vragen te kunnen stellen. Trench Town zag het levenslicht als een sociaal woonproject van de Britten, maar vandaag de dag ziet het er totaal verlopen uit. Het leven is hier hard en voor velen zo goed als uitzichtloos. Toch is het de bekendste wijk van de stad. Hier werd op een van de vele stoffige binnenplaatsjes voor het eerst ska, rocksteady en uiteindelijk reggae gespeeld. In de Trench Town Culture Yard waar m’n bezoek begint kan je het piepkleine kamertje waar Bob Marley z’n eerste hits neerpende bezichtigen, en op zowat elke straathoek worden met tekst en graffiti de lokale muzieklegendes geëerd. Ook een straatarme wijk hoeft niet kleurloos te zijn. De wandeling gaat de hele, afbrokkelende buurt door, maar eindigt verrassend in een professionele – door een Nederlandse organisatie ondersteunde – opnamestudio waar het lokale talent van vandaag de kans krijgt te werken aan de muziek van morgen. Heden in session: de illustere McA-Lion en zijn zoon Bingi. Omdat elke sprankel hoop gekoesterd mag worden kopen we maar een cd’tje. Verbazend goed, blijkt achteraf.

Kingston is met voorsprong de grootste stad op het eiland en heeft geen al te beste naam. Van explosieve politieke rellen in de jaren zeventig tot bendegeweld vandaag: de stad heeft altijd haar problemen gekend. Wie zijn gezond verstand gebruikt en niet op z’n eentje met een dikke portefeuille in de achterzak in de ruigste wijken op verkenning trekt, hoeft met dit alles echter niet in aanraking te komen. Het grootste deel van het centrum is overdag best veilig. De sfeer in Kingston is rauw maar energiek. Veel locals dragen er de vreemdste kleurencombinaties en wie ’s avonds een stapje wil buitenzetten vindt er zowel zinderende nachtclubs als wilde boombox straatfeestjes. Voor de zogenaamde meerwaardezoeker vallen er heel wat prima musea en galerijen te ontdekken. Bezoek zeker het half door de zee opgeslokte pirateneiland Port Royal  – gelukkig blijven rumflessen drijven – en het erg entertainende Bob Marley Museum. Kingston is duidelijk niet de mooiste stad ter wereld en durft qua wauw-factor soms wat bleek uitvallen tegenover de rest van het eiland, maar voor wie de ziel van Jamaica wil vatten is een bezoek aan de hoofdstad essentieel.  

Het stille zuiden

‘Watch this’ fluistert de man van de Black River Crocodile Nursery me ondeugend toe terwijl hij een jonge minikrokodil weer in z’n afsluiting plaatst. Behoedzaam sluipt hij naar het ene nietsvermoedende meisje uit de groep met een duidelijke reptielenfobie, om haar vervolgens plots in de enkel te knijpen. Het arme kind denkt dat ze gebeten wordt en vliegt van de schrik bijna tot tegen het plafond. Als er maar gelachen kan worden, nietwaar? Black River is een slaperig stadje langs de gelijknamige rivier aan de Jamaicaanse zuidkust. Dit is crocodile country. In het centrum worden geredde of gewonde krokodillen opgevangen alvorens weer uitgezet te worden, maar de grootste attractie is er de bootsafari door het vlakbijgelegen moerasgebied waar je met wat geluk een paar grotere exemplaren in het wild kan bewonderen. Veel meeval is er vandaag niet mee gemoeid, want op de kade pal naast onze boot ligt al een flinke joekel van de zon te genieten. Na enig navragen blijkt het beest ‘The Commander’ te heten. Dit is z’n favoriete plekje – lekker dicht bij de sappigste toeristen.

De wetlands rond Black River vormen een fraai en gevarieerd natuurlandschap, maar er valt veel meer te beleven in het zuiden van Jamaica. Nochtans is dit een deel van het eiland dat door het gros van de toeristen nauwelijks bezocht wordt. Het leven is hier kalm en vredig – ver van de grote resorts en de drukte van de stad. De regio rond Treasure Beach ten oosten van het erg vochtige Black River is vreemd genoeg de droogste van het land. Het regenwoud ruimt hier plaats voor weiden met acacia’s en zelfs cactussen. De enige hotelletjes die je hier vindt zijn van het gezellige boetiektype en zijn vaak een absolute verademing. Geen lange witte stranden hier, maar een dramatische kustlijn van rotsen en kliffen. De bekendste heet Lovers’ Leap: een vijfhonderd meter diepe afgrond genoemd naar een verliefd slavenkoppel dat zich hier enkele eeuwen geleden van het leven beroofde. Hun (smeerlap van een) eigenaar wou de man verkopen om de vrouw voor zichzelf te kunnen houden. Hand in hand de diepte inspringen bleek een minder pijnlijk alternatief. Wanneer ik die avond op het ritme van de golven in slaap val, vraag ik me af wat ik in hun plaats gedaan zou hebben. Alvast eerst een lief vinden.

Feesten in Negril

Vijftien minuten ben ik aan het snorkelen in een baai in de buurt van Negril, wanneer links van me plots een grote adelaarsrog opduikt en ik net nog figuurlijk in m’n broek doe. Het beest heeft echter geen kwade bedoelingen. Het lijkt even dag te komen zeggen en zweeft dan op z’n dode gemak majestueus verder door het water. Negril ligt op het westelijke tipje van Jamaica en heeft de mooiste stranden van het land. Hier kom je om te feesten en om van de zon – en van wat er op het strand ligt – te genieten. Oorspronkelijk woonden hier weinig mensen, maar in de jaren zeventig werd de streek gekoloniseerd door de hippiebeweging. Sindsdien is er veel veranderd, maar de festivalsfeer en de marihuanageur zijn nooit meer weggetrokken. De eerste van twee geweldige avonden beleef ik in Rick’s Café, een levendige bar slash openluchtclub met live muziek die hoog op de rotsen boven de zee werd gebouwd (en die er door een aantal plotse orkanen al een paar keer weer vanaf werd geblazen). De hele avond lang springen waaghalzen met de nodige capriolen het meer dan tien meter lager gelegen water in, terwijl het feest zich rond hen op gang trekt. Ik besluit mezelf niet in affronten te werken, blijf wijselijk aan wal en bestel nog een cocktail.

Mijn laatste avond op Jamaica benadert de perfectie. Ik zit met een Red Stripe biertje op het bloedmooie Seven Mile Beach – een wit zandstrand van elf kilometer waar de palmbomen bijna tot aan het water groeien. Voor me op matjes in het zand doet een groep perfect gevormde toonbankmensen aan een vorm van yoga die zowel de zwaartekracht als m’n zelfbeeld lijkt te tarten. De ondergaande zon die dit tafereel begeleidt zorgt voor een krachtig psychedelisch kleurenspel. Die hippies wisten erg goed waar ze hun tenten moesten opzetten. Later op de avond luister ik tussen een andere hoop mooie mensen naar de laatste nieuwe reggae en dancehall acts tijdens een festival op het strand. Naast me steekt een man met dreadlocks zo lang dat hij er in uiterste nood z’n kont mee zou kunnen afvegen een bijna cartoonesk dikke sigaar op – vanzelfsprekend volledig met ganja gevuld. In vaktermen heet zoiets een blunt, heb ik van horen zeggen. Half bedwelmd door de gratis tweedehandsrook, drijf ik weg op de muziek. ‘It’s all good man. It’s all good.’

De volgende morgen – als allerlaatste stop voor ik in Montego Bay weer op het vliegtuig stap – bezoek ik met een licht bonzend hoofd de zondagviering in een adventistische dorpskerk. Je zou het ze niet geven, maar de Jamaicanen zitten met ’s werelds hoogste aantal kerken per vierkante kilometer opgezadeld. De dominee van dienst is een piepkleine maar kranige oma met een gele jurk en dito zomerhoed. Ze wisselt vrolijke gospelnummers af met vurige donderpreken – constant ondersteund door de enthousiaste ‘amen sistah!’ en ‘praise the lawd!’ uitroepen van een grandioos voluptueuze dame uit het publiek. M’n avontuur in Jamaica eindigt met een welgemeende knuffel van mevrouw pastoor, die bijna ontroerd lijkt buitenlandse bezoekers in haar kerkje te mogen ontvangen. Ik mag dan een strikt ongelovige hond zijn, de oprechte gastvrijheid die ik hier mag ontvangen doet me iets. Moest Danneels half zo hard z’n best hebben gedaan als dit lieve oude besje, de kerken zaten vol.

M’n laatste ervaring bevestigt het nog maar eens: Jamaica is een land van scherpe contrasten – zowel wat cultuur als natuur als het dagelijkse leven betreft. Het eiland is rijk en gevarieerd en zou een breed publiek van reizigers moeten kunnen aanspreken. Het zijn echter de openheid, de humor en de algemene vriendelijkheid van de Jamaicanen, de muzikaliteit van het Patois, en de tropische ritmes die door elk aspect van het dagelijkse leven lijken te vloeien die het echt tot een unieke bestemming maken. Ga het vooral zelf ontdekken, en kom verdorie dat resort eens uit.

PRAKTISCH

Erheen

TUI fly vliegt op woensdag en zondag rechtstreeks naar Montego Bay vanuit Zaventem – met een korte tussenstop in Santo Domingo tijdens de heenvlucht. De prijs is variabel, maar wie op het juiste moment boekt kan voor €400 al heen en terug. Check www.tuifly.be voor meer info. Een toeristisch visum is voor Belgen niet nodig.

Meer info

Bezoek voor meer informatie over Jamaica de site van de Jamaica Tourist Board: www.visitjamaica.com of www.ontdekjamaica.be.

Wie ter plekke op zoek is naar een snelle hap, moet Jamaican patties uitproberen. Deze vlees-, vis- en groentepasteitjes zijn het nationale gerecht bij uitstek en de fastfoodketens die ze produceren (Juici Patties, Tastee Patties…) zijn immens populair. Doe jezelf een plezier en stap in Jamaica geen McDonald’s binnen. Ook Jamaican Jerk – pikante BBQ – is goedkoop niet te versmaden.

Wie graag in stijl eet, moet naar het Red Bones Blues Café in Kingston, of het Pushcart Café & Restaurant in de buurt van Negril. Hier staan verfijndere Jamaicaanse gerechten op het menu.

Voor wie van vogels houdt, is het Rocklands Bird Sanctuary in de groene heuvels bij Montego Bay een absolute must. Dit is voor zover wij weten de enige plek ter wereld waar je wilde kolibries uit de hand kan voederen. Een ervaring die je niet snel zal vergeten.  

Goodbye verbleef in de volgende hotels:

Hotel RIU Ocho Rios – Ocho Rios 
www.riu.com

Jamaica Pegasus Hotel – Kingston
www.jamaicapegasus.com

Jake’s Hotel – Treasure Beach
www.jakeshotel.com

Coco La Palm – Negril
www.cocolapalm.com

Volg ons op Instagram

Volg @goodbyemag voor leuke tips en bloedmooie vakantie hotspots!

volg ons

Abonneer voordelig!

  • reisreportages over de mooiste vakantiebestemmingen
  • de knapste logeeradressen en lekkerste adresjes
  • tientallen tips voor een vakantie dichtbij of ver weg

abonneer

Deze website maakt gebruik van verschillende type cookies. Hier vind je meer informatie. Akkoord