De Ardèche, de Dordogne, de Loire ... De kans dat je deze Franse departementen kent, is vrij groot. Maar had jij al gehoord van de Oise? We durven te wedden van niet. Nochtans is dit departement op amper drie uur rijden van Brussel meer dan de moeite waard. Dat ontdekten wij tijdens een trip vol cultuur, natuur én sportieve uitdagingen.
De Oise ligt in de regio Hauts-de-France en ontleent zijn naam de aan gelijknamige rivier. De bekenste stad in het departement is Chantilly. Wij laten de stad van de slagroom deze keer echter aan ons voorbijgaan om de steden Compiègne en Senlis en hun omgeving te verkennen. We beginnen onze vierdaagse met een bezoek aan het kasteel van Compiègne, dat wordt beschouwd als een van de mooiste neoclassicistische paleizen van Frankrijk. Het werd gebouwd in opdracht van koning Lodewijk XV en later gerestaureerd in opdracht van Napoleon. Je kunt in het indrukwekkende kasteel niet alleen de appartementen van de vroegere koninklijke en keizerlijke bewoners bezichtigen, maar ook het Musée National de la Voiture en du Tourisme - het automuseum, zeg maar - bezoeken. Heb je na een bezoek aan het chateau nood aan wat frisse lucht? Dan kun je je hart ophalen én je benen strekken in de kasteeltuin, die maar liefst 700 hectare (!) groot is. Centraal ligt de Allée des Beaux-Monts, een grasstrook met een breedte van 60 meter en een lengte van vijf kilometer, waar het winter en zomer heerlijk vertoeven is in de zon en je een prachtig uitizicht hebt op het bos van Compiègne.
.jpg)
We verkennen datzelfde bos, dat maar liefst 15.000 hectare groot is, de volgende dag uitgebreid op ons stalen ros, oftewel onze gehuurde elektrische fiets. Om de jacht te vergemakkelijken liet Lodewijk XVI er immers een heel netwerk aan paden aanleggen. Enkele eeuwen later liet Napoleon III er dan weer witte wegwijzers plaatsen, waardoor het heel makkelijk is om je te oriënteren. Wij zetten vanuit Compiègne koers naar Pierrefonds, een fietstocht van zo'n vijftien kilometer. Onderweg stoppen we in het pittoreske Saint-Jean-Aux-Bois. Het dorpje telt slechts 281 inwoners en erg veel valt er niet te beleven, maar we kijken onze ogen uit. Pierrefonds bruist wél. Je vindt er verschillende eet- en drinkgelegenheden, maar het - letterlijke en figuurlijke - hoogtepunt van deze gemeente is toch wel de imposante burcht. Die werd gebouwd aan het einde van de 14e eeuw en in de 19e eeuw volledig heringericht door architect Viollet-le-Duc. Een bezoek duurt een uur tot anderhalf uur en geeft je een boeiende inkijk in het leven van de vroegere bewoners. Wanneer we de burcht verlaten horen we het in de verte donderen en tijdens onze terugrit worden we verrast door een hevig onweer. Het resultaat? We moeten onze tussenstop in het dorpje Vieux Moulin noodgedwongen overslaan én zijn helemaal doorweekt wanneer we terug arriveren in Compiègne. Merde!
De activiteit die de volgende ochtend voor ons op het programma staat, ligt ver buiten onze comfortzone. Om 10u worden we immers verwacht bij de Pôle Equestre du Compiègnois, van waaruit we het bos van Compiègne twee uur lang verder zullen verkennen ... te paard. Onze gids vertelt ons dat de Henson-paarden die voor ons klaarstaan speciaal gekweekt werden om op pad te gaan met onervaren ruiters. Dat treft, want onervaren zijn we op dit vlak wel degelijk. Nadat we samen ons paard hebben opgezadeld en - de een met al wat meer elegantie dan de ander - zijn opgestegen, vertrekken we voor een rustige tocht. Iets té rustig bij momenten, want mijn paard sluit niet netjes aan bij dat van de gids, waardoor ik het geregeld de sporen moet geven. Toch kan ik genieten van de prachtige omgeving en natuur en ondanks het feit dat we op voorhand licht nerveus waren voor deze activiteit, moeten we naderhand allebei toegeven dat zo'n rit te paard best leuk en zelfs ontspannend is.
Onze volgende stop is Senlis, een charmant middeleeuws stadje op een klein half uur rijden van Compiègne. Wil je graag nog een beetje cultuur opsnuiven? Dan kun je terecht in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, oftewel een van de oudste gotische kerken in Frankrijk. Wij blijven hier echter niet te lang hangen, omdat we meer zin hebben om de smalle, met kinderkopjes geplaveide straatjes van de stad te verkennen en ons te vergapen aan de vakwerkhuizen. Na een fikse wandeling - in Senlis is het af en toe pittig klimmen en dalen - genieten we van een avondmaaltijd bij Le Scaramouche, een restaurant met zicht op de kathedraal, waar we de lekkerste steak tartare eten die we ooit hebben geproefd.
We sluiten onze reis af met een bezoek aan de koninklijke abdij van Chaalis, op tien minuten rijden van Senlis. Deze voormalige cisterciënzer abdij werd in 1137 opgericht door koning Lodewijk VI. De hoogtepunten van de site zijn ongetwijfeld de ruïne van de abdijkerk uit de 13e eeuw, de Heilige Maria-kapel met prachtige fresco's uit de 16e eeuw én de rozentuin. Het museum op het domein kun je dan weer gerust aan je laten voorbijgaan. Neem het van ons aan: tenzij je dringend een toilet zoekt, mis je hier niets. Maar om heel eerlijk te zijn: het is letterlijk het enige onderdeel van deze reis waarover we minder enthousiast zijn en wij zijn vast van plan om deze bruisende regio snel opnieuw te bezoeken. Oise, à bientôt!
Logeertip
De adressen
Info
Dit artikel verscheen in de winterspecial 2021 van Goodbye. Neem hier een abonnement en wees altijd op de hoogte.
